Dat Wim Jansen (58) zijn kameraad is, weet heel Rotterdam. ‘Tuurlijk joh.’ Maar
denk nou niet dat het dáárom is, dat Cor Veldhoen (66) ‘die kleine’ op een
voetstuk heeft staan. ‘Wim ziet het gewoon verschrikkelijk goed. Niet alleen ik,
maar heel oud-Feyenoord staat als een paal achter Jansen. En dat is claro hè.’
Vorig seizoen liep Veldhoen nog weg uit De Kuip: ‘Omdat ik zag dat mijn club
naar de kloten werd geholpen en daar wilde ik niet bij blijven zitten. Maar nu
ga ik weer. Ik kan het weer opbrengen. Omdat ik weet dat er bij Feyenoord geen
koekenbakkers meer worden aangetrokken. Daar zorgt Wim wel voor.’
Rinus Israel (63) heeft twee hartsvrienden aan het voetbal overgehouden: Lex
Schoenmaker en Wim Jansen. Met de eerste vormde hij enkele jaren terug het
trainersduo van ADO Den Haag, met de tweede hangt hij geregeld aan de telefoon.
‘Vooral als een van ons twee in het buitenland traint. Wimpie is een zachte,
aardige jongen.’
Maar pas op. Hij mag dan klein van stuk zijn, 1 meter 65, gevoelig bovendien,
Jansen laat zich niet bij de ballen nemen. Toen het beleid van Feyenoord hem
niet aanstond, nam hij als speler de wijk naar Amerika. En toen hij het daar wel
weer gezien had, ging hij niet terug naar Feyenoord, maar naar Ajax. Ook als
technisch-directeur stapte hij plotsklaps bij Feyenoord op en als trainer van
Celtic diende hij na het behalen van het kampioenschap zijn ontslag in.
De wegen van kleine Wim zijn ondoorgrondelijk. Israel: ‘Nou voor mij niet. Als
Wimpie het niet naar zijn heeft of wordt tegengewerkt, is hij er gewoon klaar
mee.’
Israel, trainer in ruste, dacht vorig seizoen na de winterstop: ‘Kom, laat ik
maar weer eens bij de club gaan kijken.’ De club is Feyenoord natuurlijk en dat
had op de winterse transfermarkt een partij tweedehands spelers op de kop
getikt. Toen die in De Kuip werden uitgestald, schrok Israel zich het lazarus.
‘Stuk voor stuk spelers van wie er dertien in een dozijn gaan. Godzijdank is
Wimpie er nu om dat soort gasten af te testen. Zo bespaart hij de club een hoop
geld en nog meer ellende.’
Nu Wim Jansen als adviseur technische zaken weer wat te vertellen heeft bij
Feyenoord, zit Cor Veldhoen als vanouds elke veertien dagen op het terras van
skybox het Oude Noorden. Liefdevol te kankeren op zijn club, samen met Coen
Moulijn, ook een kameraad. De twee speelde van 1956 tot en met ‘69 samen op
Feyenoords linkerflank. Soms was het ruzie. Als linksbuiten Moulijn stond te
dromen langs het lijntje vaarde linksback Veldhoen stevig tegen hem uit.
Andersom maakte Moulijn een wegwerpbaar als Veldhoen hem niet met volle precisie
had aangespeeld. Hun vriendschap heeft er niet onder geleden. ‘Coentje en ik
zijn twee handen op één buik. Toen wij hoorden dat Feyenoord Ruud Gullit wilde
aanstellen, hebben wij nog zo gezegd: “Niet doen”. Maar er is niet naar ons
geluisterd.’
Veldhoen wil niet ontkennen dat Gullit een beetje kon voetballen. ‘Maar dat kon
Coentje ook. Wil dat dan zeggen dat je hem zomaar voor de klas kunt zetten?
Pleur nou gauw op.’
Tegen iedere journalist die het wilde opschrijven, zei Veldhoen dat het een
onverantwoord groot risico was om de club in handen van Gullit te geven. ‘Want
die jongen had als trainer toch nog helemaal niks gepresteerd? En met Feyenoord
waren wij aanbeland op het punt dat we geen risico meer konden nemen. We zaten
in het dal. Tuurlijk joh, in 2002 nog de UEFA Cup gewonnen. Maar daar kijk je je
toch door heen? We hebben toen de horlepiep gedanst omdat we toevallig een vent
hadden die ze er bij dooie momenten uit alle hoeken in schoot. Pierre van
Hooijdonk heeft ons die beker bezorgd en niet de trainer, de voorzitter en de
technisch-directeur. Feyenoord was na het kampioenschap van 1999 één maal tweede
en drie maal derde geworden. Dát was het ware verhaal. In dertig jaar tijd is
Feyenoord drie keer kampioen geworden. Drie keer, da’s één keer minder dan in
die veertien jaar dat ik in het eerste speelde.’
Veldhoen wil er maar mee zeggen dat Feyenoord toch wel mijlenver achterblijft
bij Ajax en PSV. ‘Zo’n grote club, zo’n grote achterban en dan steeds maar weer
in het dal donderen. Waar we wel al jaren kampioen in zijn, is in het kopen van
de verkeerde spelers. Waar we nu toch nog allemaal mee opgescheept zitten. Bizar
gewoon. En omdat ze zo achterlijk veel verdienen, raken we die druiloren ook nog
eens aan de straatstenen niet kwijt.’
Het seizoen Gullit heeft Feyenoord nog meer ellende gebracht dan Veldhoen
vreesde. ‘Vierde in de eredivisie en een verrotte spelersgroep. Het was om te
janken.’ Maar nu Gullit weg is, moet Feyenoord niet denken dat de lucht geheel
en al is opgeklaard. Want de technisch directeur, Mark Wotte, is net zo schuldig
aan al die miskopen als de vorige trainer. ‘Maar meneer de directeur zit er dus
nog’, zegt Veldhoen. ‘En trouwens, wie heeft die Wotte eigenlijk aangesteld? Dat
zal toch zeker wel de voorzitter zijn? Claro. Godzijdank moet de directeur nu
naar Jansen luisteren. Hoeven we tenminste niet meer bang te zijn dat er spelers
bij Feyenoord komen om alleen maar op de loonlijst te staan.’
Grote bek Rinus Israel schold vroeger iedere ploegmaat verrot die in zijn ogen
verzaakte. De Amsterdammer was libero en aanvoerder in het grootste Feyenoord
aller tijden. En geméén. ‘In het tackelen wilde ik nog wel eens overdrijven, qua
hardheid. Dat coachen van mij was ook al niet iets om trots op te zijn. God wat
kon ik mijn ploegmaten onder de gordel raken.’
Voor DWS’er Israel had Feyenoord in 1966 het recordbedrag van 450.000 gulden
over. De dure aankoop nam in de kleedkamer en op het veld meteen de leiding en
sloot stilzwijgend vriendschap met zijn tegenpool Jansen.
‘Wimpie was de begaafde technicus op het middenveld. Een aardige, zachte jongen.
In het veld deed hij zijn mond gerust open, maar schelden deed hij nooit. Wimpie
coachte positief. Buiten het veld hoorde je hem nóóit. Als we op reis waren, had
je er niet eens erg in dat hij ook mee was. Als voetballer werd hij completer en
completer. Hij had een bloedhekel aan duurlopen, maar het korte werk lag hem
goed. Hij was snel en hij ging het spel steeds beter zien. Daardoor stond hij op
het laatst altijd op de goede plek. Ontelbare ballen heeft hij zo veroverd. Het
was aanleg plus snelheid plus ervaring plus zelfvertrouwen.’
Jansen was voor Israel de vrijwel complete voetballer. ‘Het enige wat je hem kon
aanwrijven, was dat hij niet koppen kon. In de lucht had je geen moer aan hem.
Maar voor de rest. Wimpie is denk ik de enige geweest die ik nooit een keer
stijf heb gevloekt. Omdat er nooit ook maar één ding op hem aan te merken was.
Zijn inzet was voorbeeldig. Op een trainingspartijtje mocht ik hem graag in mijn
team hebben. Bij het tennisvoetbal ook. Dat ging bij ons op leven en dood. Je
kop ging er af als je je te dicht bij het net waagde. Willem van Hanegen, Wimpie
Jansen en ik, dat was de beste combinatie. Grote Wim en ik aan het net en kleine
Wim er achter om op te zetten. Willem en ik sloegen dan met de kop de punten bij
elkaar.’
IJzeren Rinus, grote en kleine Wim maakten Feyenoord tot de beste van de wereld.
Goed beschouwd hebben ze hun club daardoor met een eeuwig probleem opgezadeld.
Het gloriejaar 1970 is dan wel niet de norm geworden, maar zelfs in barre tijden
wordt er nog immer naar verwezen. Hoe goed we toen wel niet waren. Het rijke
verleden zal in De Kuip altijd verwachtingen blijven wekken. Dat ondervindt ook
crisismanager Jansen.
Rinus Israel was zelf trainer van Feyenoord. Van 1986 tot ’88, middenin in een
periode van sportieve en organisatorische malaise. ‘Je hoeft mij dus niet te
vertellen hoe het is om te werken in chaos, met een zwakkee spelersgroep en
allerlei mensen om je heen die het beter denken te weten. Dat Wimpie de club een
paar jaar na mij met zijn kalme en doordachte manier van werken uit de shit wist
te trekken, was een grootse prestatie.’
Van trainer werd Jansen technisch-directeur, maar hij keerde De Kuip de rug toe
toen hij botste met Jorien van den Herik, de almachtige voorzitter. Die bemoeide
zich te veel met zijn zaken. Toen Jansen tegen hem zei dat Willem van Hanegem
niet meer als trainer voldeed, moest de directeur dat probleem zelf maar zien op
te lossen. Israel: ‘Ja, ja, typisch de voorzitter hè. Die houdt er niet zo van
om nare boodschappen zelf te gaan brengen.’
Dat Van den Herik door het stof is gegaan en Jansen heeft teruggevraagd, vindt
Israel wel mooi. ‘Ze konden na het debacle van vorig seizoen geen kant meer op.
Zeker niet toen het stadion om Wimpie ging roepen. Van mij kun je rustig aan
nemen dat hij dit niet voor de voorzitter doet. Voor het geld ook niet, want
daar zit hij niet meer om te springen. Hij doet het puur en alleen voor
Feyenoord. Zo groot is die kleine.’
Veldhoen: ‘Lees ik in de Voetbal International, in een ingezonden brief, dat die
Wotte zo onderhand wel een complimentje verdient. Omdat hij het voor elkaar
heeft weten te krijgen dat Kuijt en Kalou nog bij Feyenoord spelen. Nou, dat
dacht ik dus niet hè. Daar heeft Wim gigantisch zijn stempel op gedrukt. Hij
heeft zijn poten in het zand gezet en gezegd: “Die twee mogen we niet kwijt
raken”. Ik weet niet wát Wim precies tegen Kuijt en Kalou heeft gezegd, maar
mooi dat hij de gevoelige snaar bij ze heeft weten te raken.’
Het Feyenoord van nu, en daar is Veldhoen duidelijk in, ‘dat zijn die twee en
negen anderen. En die negen anderen spelen in dienst van die twee. Zoals ik
vroeger in dienst van Coentje speelde. Veertien jaar lang heb ik mij de
pestpleuris voor dat kreng gelopen. Terwijl je wedstrijden had, dat je dacht:
“Was lekker in de kleedkamer gebleven joh”. Bij Wim had ik dat nooit. Die was
altijd goed. Ik zou geen wedstrijd kunnen verzinnen waarin ik dacht: “Goh, Wim
speelt niet zo lekker vandaag”. Maar Coen was de grand vedette voor wie de
mensen naar het stadion kwamen, de man die zomaar ineens de wedstrijd kon
beslissen. Kuijt en Kalou kunnen dat ook, samen. Maar ga mij nou niet vertellen
dat we het aan Wotte hebben te danken dat die gasten er nog zijn. Dat is toch
echt de verdienste van Wim. Claro.’
Jaap Visser
Bovenstaand verhaal is in september 2005 gepubliceerd in Hard Gras.
Hartelijk dank aan Jaap Visser en uitgeverij Nieuw Amsterdam voor de
medewerking!